Actueel

07 juli 2022

‘AORTA-on-FHIR gaat om veel meer dan het LSP’

Van een centrale infrastructuur voor het LSP, en de informatie die hierover loopt, naar een architectuur gebaseerd op componenten, die samen de benodigde functionaliteit bieden. Dat is de transitie waar afsprakenstelsel AORTA van VZVZ voor staat. De overgang hangt samen met de keuze om het LSP te voorzien van een koppelvlak voor de nieuwe FHIR-standaard van HL7, vertellen productmanagers Tom de Jong en Anton Jacobs van VZVZ. In feite, vertellen ze, was het klaarmaken van het LSP voor FHIR de trigger voor de vernieuwing van de architectuur van AORTA, hetgeen vorm en inhoud kreeg in project AORTA-on-FHIR. “We kunnen straks iedereen die voor gegevensuitwisseling gebruik maakt van de AORTA-infrastructuur helpen met de overgang van HL7-versie 3 naar FHIR, om zo van de extra functionaliteiten te profiteren die FHIR biedt.”

Nederland is al jaren een beetje een buitenbeentje als het gaat om het gebruik van HL7-standaarden. Ons land koos er, samen met Canada en het Verenigd Koninkrijk, voor om de nationale infrastructuur te baseren op HL7 versie 3 berichtenverkeer. Binnen de internationale HL7-gemeenschap kreeg HL7 v3 messaging echter nooit voet aan de grond. Dat ligt anders met de nieuwe HL7 FHIR standaard, die inmiddels wereldwijd veel aandacht krijgt. Reden is onder meer de modernere technieken die FHIR hanteert – de ‘restful’ interface - die veel meer aansluit bij het groeiend gebruik van webapplicaties.

Versie 2 wordt in Nederland nog altijd veel in ziekenhuizen gebruikt en versie 3 is dus de standaard waarop nu nog het LSP draait. Maar, zo stelt Tom de Jong (productmanager standaarden bij VZVZ), Nederland kwam steeds meer alleen te staan in het gebruik van versie 3. Mede omdat sommige leveranciers van medische informatiesystemen niet meer wilden investeren in versie 3.
 

LSP krijgt FHIR-koppelvlak

“Genoeg reden om een jaar of vier geleden ook naar FHIR te kijken. Steeds meer IT-leveranciers gingen zich daar ook in verdiepen. Ik gaf toen binnen VZVZ aan dat het onontkoombaar zou worden om een FHIR-koppelvlak te maken. Binnen het project, dat toen nog LSP-on-FHIR heette, zijn we via een impactanalyse gaan bekijken wat het effect zou zijn als we alle bestaande functionaliteit van het LSP ook beschikbaar zouden maken via een FHIR-interface.”

Uit analyse bleek dat het LSP met FHIR alles kon bieden dat met versie 3 kon. Het eerste plan was om een FHIR-koppelvlak als een soort schil rondom het bestaande LSP te bouwen, zodat zo min mogelijk aanpassingen nodig waren.
 

Voortschrijdende inzichten

Maar, zoals wel vaker gebeurt, brachten voortschrijdende inzichten een verandering van richting mee. De ontwikkeling van een nieuwe architectuurvisie voor AORTA leidde ertoe dat LSP-on-FHIR omgezet werd in het project AORTA-on-FHIR, met als doel om te komen van het monolithische LSP naar een uit aparte componenten bestaande infrastructuur voor AORTA als geheel, vertelt Anton Jacobs. Hij is productmanager infrastructuur VZVZ (met name rond afsprakenstelsel AORTA en het LSP) en houdt zich samen met De Jong bezig met AORTA-on-FHIR.

“Toen we gingen werken aan dit project hebben we dat volgens de 'agile' ontwikkelmethodiek gedaan, die ons in kleine stapjes voortschrijdend inzicht gaf. Dat gaf ons de mogelijkheid om stapsgewijs toe te werken naar een meer decentraal georganiseerde architectuur waarvan de functionaliteit van het LSP deel zou uitmaken.”

“Dat betekende wel dat we afstapten van het maken van een schil rondom het LSP als monoliet”, gaat De Jong verder, “en in plaats daarvan die monoliet opdeelden in componenten die we apart voor zouden bereiden op het werken met FHIR. De keuze van een diepte-investering in een toekomstbestendige infrastructuur vergde wel meer werk dan het maken van een schil rondom het LSP. De ontwikkeling heeft daardoor langer geduurd dan we hoopten, maar we kunnen de infrastructuur dankzij een componentgerichte architectuur voor veel meer diensten gebruiken.”

Tom de Jong en Anton Jacobs

Hybride gegevensuitwisseling

AORTA wordt in z'n nieuwe vorm hybride opgezet en kan zowel HL7 versie 3 als FHIR ondersteunen. Dat is ook hard nodig, meent De Jong. “Nu kunnen alle aangesloten zorgaanbieders gegevens met elkaar uitwisselen, alsof ze een soort virtueel EPD met elkaar delen. Maar niet iedereen gaat in één 'big bang' over naar FHIR. Sommige leveranciers lopen voorop, anderen hobbelen achteraan. Je kunt niet hebben dat straks FHIR-gebaseerde systemen alleen nog met andere FHIR-gebaseerde systemen kunnen communiceren en die met HL7 versie 3 alleen met HL7 versie 3.”

Om de gefaseerde overgang van versie 3 naar FHIR te ondersteunen, heeft VZVZ een universele transformatiedienst die is losgekoppeld van het LSP en als aparte service te gebruiken is. Ook weer iets dat een gevolg is van de keuze om naar een componentgerichte architectuur te gaan, benadrukt De Jong. “Dit was nooit mogelijk geweest als deze transformaties geïntegreerd waren in een monolithisch LSP.”

De oorspronkelijke aanleiding voor het doen van transformaties tussen HL7 v3 en FHIR was het aansluiten van het LSP op het MedMij Afsprakenstelsel voor uitwisseling tussen patiënten en hun zorgverleners. MedMij koos voor FHIR, dus wordt er vanuit MedMij-gecertificeerde PGO’s FHIR gesproken. Maar de systemen van op het LSP aangesloten zorgaanbieders ondersteunden op dat moment nog geen FHIR.

“Met een andere leverancier hebben we toen een interface gemaakt die HL7 FHIR-vragen vertaalt naar versie 3 en de antwoorden terug vertaalt van HL7 v3 naar FHIR”, schetst Jacobs. “Hieruit is uiteindelijk de transformatiedienst voortgekomen, die we nu voor steeds meer zaken inzetten. Daarnaast gaan we ook andere functionaliteiten van het LSP-platform in aparte diensten onderbrengen. Zo groeien we naar een veel flexibeler ecosysteem waarin nieuwe applicaties en diensten eenvoudiger en sneller uitgerold kunnen worden. Dat betekent niet dat het voor ons eenvoudiger wordt om te ontwikkelen en te beheren, maar wel voor de zorgaanbieders voor wie we uiteindelijk werken.”
 

VIPP 5, Medicatieoverdracht

Een belangrijke drijfveer binnen het project is de deelname aan het programma VIPP 5. Module 1, die over de koppeling van zorgaanbiedersystemen met MedMij gaat, nadert de deadline. De Jong: “Daarvoor zijn we klaar, maar hierna volgt module 3: de integratie tussen zorgaanbieders onderling, waarbij de BgZ (basisgegevensset zorg) uitgewisseld wordt. Het LSP moet daarvoor klaar zijn om op basis van FHIR gegevens te kunnen uitwisselen tussen zorgaanbieders. Daar zijn we al een eind mee.”

De derde stap, ook heel urgent volgens De Jong, heeft betrekking op het programma Medicatieoverdracht. Het LSP speelt hier een belangrijke rol als infrastructuur waarover de uitwisseling plaatsvindt. “Er zijn al partijen die dat via FHIR willen doen, terwijl het project oorspronkelijk nog helemaal op versie 3 zou draaien. Maar voortschrijdend inzicht hier betekent dat we versneld hybride moeten gaan werken. Dat is onze volgende piketpaal. We willen met AORTA-on-FHIR de Kickstart van Medicatieoverdracht in Q4 van dit jaar ondersteunen.”
 

AORTA-on-FHIR al concreet

De komende tijd willen beide productmanagers zowel binnen VZVZ als daarbuiten benadrukken hoe concreet AORTA-on-FHIR eigenlijk al is, stelt De Jong. “Wat leveranciers moeten doen om aan te haken; wat wij juist makkelijk voor ze maken. En welke toepassingen er door geraakt gaan worden – zoals Medicatieoverdracht, huisartsenzorg, spoedzorg etc. De betreffende leveranciers moeten weten op welk moment AORTA-on-FHIR voor hen interessant wordt en wat ze moeten doen om de transitie te maken. Ze kunnen zo inschatten hoe hun ontwikkeltrajecten zich verhouden tot dat van AORTA-on-FHIR en welke mogelijkheden dat biedt.”

Jacobs stelt dat zorgaanbieders en hun IT-leveranciers ook met kleine stapjes kunnen beginnen als het gaat om FHIR ‘praten’. Bijvoorbeeld door aan te sluiten op ZORG-AB – ons zorgadresboek. Dat heeft namelijk al jaren een FHIR-interface en zo kunnen ze alvast ervaring op doen met FHIR. Verder werken we ook in samenhang met andere infrastructuren, binnen het programma Twiin,  om ervoor te zorgen dat de toepassing van de FHIR-standaarden eenduidig gebeurt. FHIR is in feite alleen de standaard voor gegevensuitwisseling. In zaken eromheen – infrastructurele standaarden voor bijvoorbeeld beveiliging en autorisatie – maakt men vaak eigen keuzes. Dan is het goed ook die keuzes af te stemmen."

AORTA-on-FHIR is zo het vliegwiel voor meer innovaties, concludeert De Jong. “Bijvoorbeeld het gebruik van JWT, een moderne technologie om tokens door te geven voor security-doeleinden. Of OAuth, een open standaard voor autorisatie. Door samen te werken op het gebied van gegevensuitwisseling, komt ook samenwerking en standaardisatie op andere gebieden in beeld, omdat we uiteindelijk allemaal willen dat er zo min mogelijk barrières zijn om gegevens te delen.”